[:nl]’He?’ vraagt oom.
‘Wat?’ zegt zoon verbaasd
‘huh?’ zeggen ze allebei en ik proest het uit. Dit soort gesprekken zijn er ongeveer 5 keer per uur. Het wordt tijd om wat te gaan ondernemen. We pakken onze rugzakken alsof we gaan backpacken maar dan met de auto ruim 500 km naar het zuiden. Albany is de eerste stop van deze trip. Oom geeft mij de sleutels, terwijl hij de auto volgooit met benzine, oefen ik snel het schakelen met de linkerhand. Als ik enkel in de tweede versnelling naar Albany kon rijden, zou het wel heel lang gaan duren. De rit naar het zuiden was een hele lange saaie rit met twee snelle tussenstops en 1 angstig gilletje omdat Oom dacht dat ik door de greppel de weg weer op wilde rijden. Dat heb je dus als je links zit, dan lijkt alles enger.
De volgende dag moesten we al vroeg ons bed uit want ik had maar 1 ding op mijn lijstje staan en dat was walvissen zien. De boot vertrok om half tien maar we moesten om 9 uur al aanwezig zijn. De goden waren ons goed gezind. Het was fris maar het zonnetje scheen vrolijk. Het leek op een frisse herfstdag in Nederland.
Oom en Xavier gingen lekker ‘warm’ beneden zitten terwijl ik het bovendek opzocht. Ik wilde niks missen en al gauw spotten we de eerste walvissen. Ze waren niet zo uitbundig als wat je op tv ziet meer toch, ze speelden op de boot heen en kwamen vaak boven op even op adem te komen. Wat een spektakel. Wat ongelovelijk geweldig om te zien. Tussendoor vertelde Paul de kapitein enthousiast de verhalen over zijn walvissen. Dat elke walvis een eigen print heeft op zijn vin, zoals een vingerafdruk. Ik vroeg me af of hij zijn walvissen aan de hand van die tekeningen ook namen gaf. ‘Hey kijk daar is luie Jane en daar gaat gekke Jim die een high five doet met z’n fin.’ Ik vroeg maar niets en luisterde in stilte. Voor heel even waaide mijn hoofd leeg tot hij het verhaal vertelde van de moeder walvis met haar baby. Paul kon aan de vin van de baby zien dat ie was aangevallen door een haai. Er zaten daar namelijk ook grote witte haaien. Baby moest daarna van moeder continue bij haar blijven maar na een tijdje begon baby het saai te vinden en zwom steeds baldadig weg bij mama. Iedere keer als Baby bij zijn moeder weg zwom, sloeg ze hard met haar vin op het water dat Baby terug moest komen. Baby luisterde direct en kwam terug zwemmen om het vervolgens opnieuw te proberen.
‘Zou het ook bij mijn kinderen werken?’ dacht ik bij mezelf. Ik had gelukkig niet lang de tijd om er over na te denken. ‘Dolfijnen!’ riep iemand en met z’n allen renden we weer naar de ene kant van de boot. En ja hoor daar sprong steeds een dolfijn het water uit alsof ie me wilde zeggen: ‘don’t worry, be happy, kid! Geniet van de zon en de wind en vergeet voor heel even de rest.’ Mijn dag kon niet meer stuk. Dat was ook het mooie aan kapitein Paul. Hij deed al 19 jaar de Whale watchin tour en hij stond nog steeds met zijn fototoestel met megalens klaar om de walvissen te fotograferen. Bijzondere man!
Ruim drie uur later kwamen we totaal bevroren maar met een grijsn van oor tot oor, nouja ik dan, van de boot af. Na een korte pitstop in het whalecenter reden we door naar de blowholes. 1.5 km track to blowholes. De mannen kijken elkaar aan en schudden allebei hun hoofd. ‘Nou, ik ga wel! Wat is nou 1,5 km?’ zei ik wat overmoedig. Terwijl ik enthousiast het wandelpad op liep kwam er een hijgend echtpaar met rode hoofden aanlopen: ‘A bit dissapointing but the walk is great!’ riep zij me enthousiast toe. De ietwat corpulente man die er achteraankwam sjokken kon op dat moment al niks meer uitbrengen.
Op het gevarenbordje stond nog dat je niet alleen naar beneden mocht gaan. Tis niet dat ik zomaar even hier een man voorradig heb dus zoals ik altijd doe als er twee nodig zijn, ga ik alleen en huppel ik vrolijk naar beneden me verbazend over die rare drempels om de zoveel meter.
Aan het eind van de daling zou die blowhole moeten zitten. Het uitzicht was schitterend maar behalve de schrikbarende klappen die ik hoor, heb ik weinig bewijs van het gat. Beetje jammer weer.
Ik wilde de mannen niet te lang laten wachten dus snel wat foto’s genomen om daarna weer terug te lopen. Ik kan je vertellen dat ik voor de stresstest van mijn hart duidelijk geslaagd ben. Halvewege stond ik puffend te happen naar het laatste restje zuurstof alsof ik op de top van Mount Everest stond. Ik snapte nu ook ineens de gedachte achter die enorme drempels in het asfalt. Mocht je struikelen en je begint te rollen dan rol je in ieder geval niet helemaal naar beneden maar blijf je steken op een drempel.
Terug aan de top zaten Oom en Xavier precies hetzelfde als dat ik ze had achtergelaten. We reden door naar de Gap. Deze keer wilde Xavier wel mee. Bij deze natuurlijke brug klapte het water ook hard tegen de rotsen. De legende die er bij geschreven stond ging natuurlijk weer over het gevecht tussen twee mannen over een vrouw. Mannen, serieus, er zijn meer vrouwen op deze aarde. Waarom vechten om een vrouw.
De laatste stop was bij het monument. Teveel bordjes, want bordjes lees je niet op vakantie volgens Xavier, leidde ons naar een hikingpad door het struikgewas want ons weer een adembenedemd mooi uitzicht gaf over Albany. Niet dat Xavier dat opviel want hij vond de zendmast die er naast stond veel interessanter.
De dag liep op z’n endje en we begonnen alledrie wel moe te worden. Op de terugweg konden we nog even ouderwets op de rem. KANGOEROES!! in het wild. Een hele groep! Ze kijken altijd raarder naar ons dan wij naar hen. Na deze laatste stop reden we in een rap tempo naar huis om ons daar op te warmen met een warme kop thee.