Selecteer een pagina
Dolfijnendag

Dolfijnendag

Op het moment dat je begint te foeteren op idioten op de weg, die het verschil tussen links en rechts niet weten, weet je dat je geen tourist meer bent. Na een dagje shoppen in de Fremantle Market, waarbij de mannen de gevangenis in gingen, knalden we, op een haar na, bijna vol op een auto die even vergat dat het verkeer van links kwam. De vrachtauto achter mij, lette gelukkig ook goed op zodat we niet als aan harmonica opgevouwen werden.

Het weerhield me er niet van om vandaag weer vrolijk in de auto te stappen op weg naar Mandurah. Na een route met meer rotondes dan rechte wegen, waren we precies op de tijd bij de boot die om 11 uur vertrok. Nog even een kaartje en we konden vertrekken. Het weer was heerlijk dus kropen Xavier en ik dan ook gelijk op de boeg, waar we niet alleen heerlijk in de zon zaten maar ook een schitterend uitzicht hadden op de dolfijnen.

We waren nog maar net vertrokken of de eerste snuiters lieten zich al vrolijk zien, mee zwemmend en dartelend langs de boot. Wat zijn het toch bijzondere beesten. Na de boottocht moesten we natuurlijk ook nog de jaarlijkse hagelslagstop doen bij Schoonzus, waar we nog meer dolfijnen te zien kregen. Wow, je zou dit maar dagelijks in je achtertuin hebben. Geweldig! er zijn ergere plekken om te wonen. Uiteindelijk werd het tijd om weer terug te rijden en zaten we na een uurtje opnieuw de geweldige foto’s en filmpjes te bekijken van deze bijzondere dag.

Wildlife

Wildlife

De algemene reactie die je krijgt, wanneer je vertelt dat je naar Australie gaat is: ‘ieeuw daar zijn enge spinnen!’ Ik ben hier nu al voor de derde keer en de enige enge spin die ik heb gezien, was achter glas, opgezet. Slangen hebben we nog helemaal niet gespot en de kangoeroes liggen vooral dood naast de weg. Erg triest maar waar. Zagen we voorgaande jaren nog hele kuddes voorbij hoppen, hebben we ze dit jaar gewoon nog nergens gezien.

Op onze tweede dag in Denham, reden we een beetje later dan gepland naar Monkey Mia. Door de naam zou je denken dat er apen zitten maar wat ik in de vluchtigheid kon lezen, was dat het is afgeleid van een vissersboot en ‘Mia’ wat thuis betekent voor Aboriginals. Monkey Mia is bekend geworden door het dagelijks voeren van de wilde dolfijnen. Leuk! Dacht ik. Gaan we doen! Helaas kwamen we net te laat aan en waren de dolfijnen al vertrokken. Terwijl Oom de schaduw op zocht, slenterden Xavier en ik nog even over het strand en door het water. Ik voelde een kriebeltje hier, een kriebeltje door. Er verscheen een bultje en nog een bultje. Omdat er veel mensen in het water lagen te dobberen, ging er bij mij nog geen lampje branden. Tot ik onder de bulten zat en mijn oom doodleuk opmerkte dat hier sandflies waren. Sandflies?! Ik heb geen fly gezien en toch zit ik onder de bulten, waar ik er zelfs na 24 uur nog nieuwe bij kreeg.

De volgende ochtend pakten we alweer vroeg de spullen en reden we terug naar Dongara, een kleine 500 km terug, waar we weer in hetzelfde huisje aan het strand overnachtten. Het laatste stuk, de volgende dag, van Dongara naar Byford, reed ik ondertussen met twee vingers in de neus. Dat links rijden gaat steeds makkelijker. Ondanks alle waarschuwingsborden van kangoeroes en koeien op de weg, zagen we weinig. Maar één keer moest ik op de rem voor een overstekende geit. Een geit! Ook niet echt spannend wildlife.

Diezelfde avond, toch wel enigszins een beetje suf van de lange rit, wilde ik lekker vroeg m’n bedje in. Maar wat zag ik daar in mijn ooghoek over mijn bed rennen? Een muis! Van alle waarschuwingen over spinnen en slangen heeft niemand wat over een muis gezegd. Het was ook niet zomaar een muis, deze muis was duidelijk een gevalletje ADHD on speed. Slapen zat er niet echt meer in, dus vertrok ik met deken en al naar de bank, gevolgd door Muis en zijn beste kameraad die de muizenvallen lekker links lieten liggen.

De volgende avond dacht ik Muis en zijn kameraad slim af te zijn. Ik had alle mogelijke lekkernijen weg gehaald. Vast en zeker dat ze dan naar de buurman zouden vertrekken. Helaas, in plaats van dat ze hun koffers pakten en verdwenen, werden ze samen nog brutaler. Vanaf de leuning van de bank zaten ze me aan te staren met een blik die zei: ‘geef ons eten!’ Keihard als ik ben, schudde ik mijn hoofd. Nee! Nee, echt niet! Je houdt me iedere nacht wakker, ik ga je daar niet voor belonen. Muis en kameraad gebruikten Russische marteltechnieken om mij wakker te houden. Ze bleven koppig om mij heen dartelen en door slaapgebrek gaf ik uiteindelijk toe. ‘Alsjeblieft! een chocoladekoekje en laat me nu met rust!’ Het werkte. De rest van de nacht heb ik ze niet meer gehoord. Ook de volgende nacht bleef het stil. Ik begon me af te vragen of muizen, net als honden, ook dood zouden gaan van chocola. Een kleine Google search actie gaf mij het antwoord. Muizen lusten geen kaas en gaan dood van chocola. Half schuldig doordat ik de dood van Muis op mijn geweten had en half blij dat ik weer normaal kon slapen, had ik eindelijk weer een normale nacht. Tot ik rond 6 uur wakker werd van getrippel. ‘Je leeft nog!’ dacht ik blij en daarna ‘shit, je leeft nog.’

Uiteindelijk valt dat Wildlife in Australie allemaal wel mee. Dode kangoeroes, sandflies en muizen. Daarvoor hoef je niet thuis te blijven!

Final destination; Denham

Final destination; Denham

De volgende ochtend werden we gewekt door een Kangoeroe, die voor de deur stond. Wij keken hem wazig aan en hij keek vreemd terug waarna hij vrolijk door hopte naar het volgende adres. Omdat we allemaal al lekker op tijd het bed uit waren, zaten we al snel bepakt en beladen in de auto op weg naar onze laatste stop naar boven; Denham. Een bijna 500km lange weg, met risico op loslopende koeien en overhoppende kangoeroes. Ik zou deze keer rijden, zodat Oom ook eens naar buiten kon kijken. We waren Kalbarri nog niet uit of ik moest al uitwijken naar de rechter baan, voor een enorme dode kangoeroe op de weg, waar natuurlijk net een tegenligger ons tegemoet kwam.
Door mijn enorm geskilde stuurkwaliteiten liep het allemaal goed af. De rest van de weg lag bezaaid met kangoeroes. Ik vroeg me af of er nog wel ergens een levende rond hopte, want om de paar honderd meter lag er wel eentje op de weg of in de berm.
Op het eerste stuk was lekker rustig, nog niet zo warm en vlotte lekker. Maar na zo’n twee uur begon het zonnetje fel te schijnen, werden de raampjes op een kiertje gezet en werd mijn hoofd steeds roder. De weerspiegeling op de weg werden ook steeds raarder, waardoor mijn voet steeds zwaarder naar beneden ging. Terwijl Oom vrolijk naar buiten bleef kijken, zakte mijn voet van de verplichte 110 langzaam naar de 120 met een uitschieter naar 130. Zoon vroeg zich al af waarom wij de enige waren die zoveel auto’s in haalden. Geen getut achter dat stuur, gas op de plan en lekker doorrijden!

Tijdens een tussentijdse stop om even de benen te strekken, (lees: rookpauze) kroop Xavier achter het stuur. Koppeling op laten komen, gas indrukken en rijden maar. Daar ging ie, zijn eerste meters achter het stuur aan de linkerkant. Nu was hij er klaar voor om thuis zijn rijbewijs te halen zodat hij volgend jaar zelf kan rijden.

Het laatste stukje van de rit was afzien. Iedere keer zagen we een stukje van de zee en de kust om vervolgens er nog lang niet te zijn. Uiteindelijk waren we rond één uur in de middag bij het Informatie centrum, waar Oom en ik voor de zoveelste keer als getrouwd stel aangezien werden, die met onze zoon op vakantie waren. Misschien moet ik toch eens van gezichtscrème switchen, of een botoxje laten doen.

De slaapplek die we voor deze nacht kregen lag direct aan het strand. Het uitzicht op de heldere, blauwe zee was schitterend en nadat we de tassen binnen hadden gegooid, liepen Xavier en ik dan  ook samen direct naar de zee om af te koelen en een stuk door de zee te lopen. Na zo’n oververhitte rit van 4 uur, was dit een heerlijke verkoeling.We haalden daarna nog een paar boodschapjes om vervolgens terug te slenteren. Nog napratend over de warme autorit, ving Oom ons gesprek op. ‘Waarom zeg je dat dan niet? Dan zet ik de airco aan!’
Xavier en ik keken elkaar aan. ‘Daar kom je nu mee??’
Voor het avondeten trakteerden we onszelf op pizza en uitzicht op de ondergaande zon. Kon het leven nog mooier dan dit? Jahoor, want daarna kwam er nog thee met leuke gesprekken onder een donkere sterrenhemel, waar ergens aan de hemel een sterretje knipoogde!

Keep on walking

Keep on walking

De tweede dag in Kalbarri was op verzoek van mij. In het informatieboekje las ik over geweldige trails die ik gewoon móest lopen. Het Kalbarri National Park is 186.000 hectare groot met meerdere trails van kort naar lang, van licht naar zwaar. Met het idee van samen uit, samen thuis, koos ik niet de meest moeilijke en lange maar een klasse 3-route; Natures window was maar 1 km lopen. Xavier vond dat nog wel oké. Voor Oom was dat niet meer te doen dus hij bleef boven wachten. Als snel zagen we waarom het een klasse-3-route was. Na het eerste geasfalteerde pad, mochten we klimmen en klauteren. Echt klimmen en klauteren. Geweldig! Zonder railingen of safety nets. Nature’s Window hadden we al snel gevonden. Het uitzicht was spectaculair maar wacht even, we konden nog verder omhoog. Xavier klom als een berggeit op de rotsen omhoog en ik volgde wat minder soepel maar net zo enthousiast. Nature’s window ging blijkbaar over in The Loop. Een trail van 8 km (waar je gemiddeld 5 uur over doet) Toen we eenmaal het hoogste punt hadden bereikt, op het heetst van de dag, had Xavier genoeg gezien en klauterden we terug.

Of ik nog meer wil zien? Vroeg Oom toen we terug kwamen. Welja, ik ben er nou toch! Dus reden we door naar Z-bend lookoutpoint en river trail. Xavier bleef bij Oom en ik ging geladen met pet en water naar de Lookoutpoint. Het uitzicht was weer adembenemend maar wacht, zie ik daar beneden nu mensen lopen? Een wandeling van 2km in 2 uur. Twee uur wilde ik ze niet laten wachten maar een stukje zou ik toch wel kunnen kijken? Het waarschuwingsbordje gaf het weer duidelijk aan:

– Ga niet alleen!! (Kijkt om zich heen en ziet niemand. Check!)
– Neem genoeg water mee!! (Half flesje water. Check!)

Dit gaat helemaal goed komen! Enthousiast daalde ik af en volgde ik de pijltjes naar de rivierbedding. Ongelooflijk dat ik hier gewoon loop. Dat ik hier sta. Heel even sta ik stil en luister. Ik hoor niks. Geen vliegtuigen, geen auto’s en vooral geen menselijk getetter. Ik maak er een filmpje van en bedenk me dat ik ook mijn laatste filmpje kan zijn, als ik nu mijn nek breek over de losliggende rotsblokken waar ik al filmend overheen klauter.

Halverwege het pad leek het me verstandiger om terug te gaan naar de bewoonde wereld. Ik hoorde de mannen al bijna puffen dat ze zo lang moesten wachten. De weg terug naar boven was weer een flinke stress test voor mijn hart, blijkbaar heb ik nog het hart van een gezonde twintigjarige want ik kwam lachend en vrolijk weer boven.

De friendly flies die ons al die tijd zo vrolijk gezelschap hadden gehouden, lieten we achter in de outback en reden zelf terug naar de bewoonde wereld. Gelukkig hebben we de foto’s nog om op een geweldige dag terug te kijken.

Kalberri

Kalberri

Het einde van toerdag één eindigde in Dongara en begon ook in Dongara. We besloten om nog een nachtje te blijven, gewoon omdat het kon. En zo gebeurde het, dat Xavier een ochtendje kon uitslapen en ik een paar uur over het strand liep te slenteren zonder iemand tegen te komen. Mijn idee van een perfecte vakantie.

De volgende dag zou onze volgende stop in Geraldton zijn, maar omdat het maar 65 km verderop was, besloten we na het bezoek aan een Xavier-Cathedraal door te rijden naar Pink Lake met een tussenstop in Nordhampton waar we in een allerschattigst eettentje, waarbij het niets ontbrak behalve een toilet, een flinke hamburger hebben gegeten. Dat toilet was toch wel weer een dingetje voordat we weer de weg op moesten, dus trok ik Xavier mee om op speurtocht te gaan en de toiletbordjes te volgen. Navigeren is niet aan mij besteed, maar hij loodst ons overal doorheen. Als we hem toch niet hadden, zouden we alsnog ergens in het zuiden zitten. Niet veel later, stonden we dan voor een openbaar toilet. Ook weer een dingetje. Het is toch openbaar. Ergens ben ik altijd bang dat er dan een slang uit een wcpot komt wurmen. Na een snelle boodschap, liepen we weer terug naar de auto waar Oom al zat te wachten. Pink Lake here we come.

Na een uurtje rijden stopten we in de berm. Dit is het dan. Pink Lake. Maar het is niet Pink. Meer white. Offwhite. Ook wel gewoon grijs. Xavier en ik liepen heel stoer door het struikgewas richting het meer wat pink had moeten zijn, tot we halverwege tot onze enkels in zoute blubber stonden. Terwijl ik er nog wel enigszins om kon lachen, vond Xavier de grap toch wat minder leuk.

Terug in de auto vroeg Oom of we nog verder wilden rijden. Wel ja we zijn er nu toch. Tot onze verbazing verscheen er een knalroze meer net om de bocht. Het was dus in eerste instantie een gevalletje van Net Niet. Gelukkig waren we toch nog een stukje doorgereden en het was zeker een indrukwekkend gezicht.

Nog even snel een foto bij het strand, we vergeten gemakshalve maar even dat we vast kwamen te zitten op een stuk offroad weg, reden we door naar Kalbarri waar we al snel verwelkomt werden met dikke zwarte rookwolken, veroorzaakt door een bushfire. Dat weerhield ons er niet van een slaapplek te vinden, achter de local pub deze keer. Bij de eerste login poging ontving ik gelijk berichten van dochterlief. We zijn weer even online voor hoe lang het duurt!