De volgende ochtend werden we gewekt door een Kangoeroe, die voor de deur stond. Wij keken hem wazig aan en hij keek vreemd terug waarna hij vrolijk door hopte naar het volgende adres. Omdat we allemaal al lekker op tijd het bed uit waren, zaten we al snel bepakt en beladen in de auto op weg naar onze laatste stop naar boven; Denham. Een bijna 500km lange weg, met risico op loslopende koeien en overhoppende kangoeroes. Ik zou deze keer rijden, zodat Oom ook eens naar buiten kon kijken. We waren Kalbarri nog niet uit of ik moest al uitwijken naar de rechter baan, voor een enorme dode kangoeroe op de weg, waar natuurlijk net een tegenligger ons tegemoet kwam.
Door mijn enorm geskilde stuurkwaliteiten liep het allemaal goed af. De rest van de weg lag bezaaid met kangoeroes. Ik vroeg me af of er nog wel ergens een levende rond hopte, want om de paar honderd meter lag er wel eentje op de weg of in de berm.
Op het eerste stuk was lekker rustig, nog niet zo warm en vlotte lekker. Maar na zo’n twee uur begon het zonnetje fel te schijnen, werden de raampjes op een kiertje gezet en werd mijn hoofd steeds roder. De weerspiegeling op de weg werden ook steeds raarder, waardoor mijn voet steeds zwaarder naar beneden ging. Terwijl Oom vrolijk naar buiten bleef kijken, zakte mijn voet van de verplichte 110 langzaam naar de 120 met een uitschieter naar 130. Zoon vroeg zich al af waarom wij de enige waren die zoveel auto’s in haalden. Geen getut achter dat stuur, gas op de plan en lekker doorrijden!
Tijdens een tussentijdse stop om even de benen te strekken, (lees: rookpauze) kroop Xavier achter het stuur. Koppeling op laten komen, gas indrukken en rijden maar. Daar ging ie, zijn eerste meters achter het stuur aan de linkerkant. Nu was hij er klaar voor om thuis zijn rijbewijs te halen zodat hij volgend jaar zelf kan rijden.
Het laatste stukje van de rit was afzien. Iedere keer zagen we een stukje van de zee en de kust om vervolgens er nog lang niet te zijn. Uiteindelijk waren we rond één uur in de middag bij het Informatie centrum, waar Oom en ik voor de zoveelste keer als getrouwd stel aangezien werden, die met onze zoon op vakantie waren. Misschien moet ik toch eens van gezichtscrème switchen, of een botoxje laten doen.
De slaapplek die we voor deze nacht kregen lag direct aan het strand. Het uitzicht op de heldere, blauwe zee was schitterend en nadat we de tassen binnen hadden gegooid, liepen Xavier en ik dan ook samen direct naar de zee om af te koelen en een stuk door de zee te lopen. Na zo’n oververhitte rit van 4 uur, was dit een heerlijke verkoeling.We haalden daarna nog een paar boodschapjes om vervolgens terug te slenteren. Nog napratend over de warme autorit, ving Oom ons gesprek op. ‘Waarom zeg je dat dan niet? Dan zet ik de airco aan!’
Xavier en ik keken elkaar aan. ‘Daar kom je nu mee??’
Voor het avondeten trakteerden we onszelf op pizza en uitzicht op de ondergaande zon. Kon het leven nog mooier dan dit? Jahoor, want daarna kwam er nog thee met leuke gesprekken onder een donkere sterrenhemel, waar ergens aan de hemel een sterretje knipoogde!